Karibu Zanzibar

De vlucht van Nairobi naar Zanzibar duurt één uur en vijftien minuten, maar heeft drie uur vertraging. Dat is even een zure. Maar rondhangen kunnen we goed en ik kan me niet herinneren dat ik ooit eerder zó een chille vlucht meemaakte. We stijgen op, krijgen een drankje. Voor het eten bedanken we, het is inmiddels al laat en we aten dus al iets op de luchthaven (wat moet je anders in die drie uur vertraging). We zetten een filmpje op voor Andres en Nora, dat al snel wordt onderbroken door de mededeling van de piloot dat ze zo meteen de landing gaan inzetten. Ik weet zelfs niet zeker of het lampje van “fasten your seatbelts” wel uit is geweest tussendoor. 

Op de luchthaven in Zanzibar gaat het iets minder vlot, aangezien we door alle vakantiepret in Kenia iets te laat aan onze eVisa begonnen. Op de bestemming maar regelen dan, dat kan gelukkig nog prima. Maar daarvoor moeten er wel even 8 formulieren ingevuld worden. En aangezien Marc z’n handen vol heeft met een slapende Nora, is het eventjes doorschrijven. Maar goed dan heb je ook iets. De koffers staan al naast de band op ons te wachten, net als de chauffeur bij buitenkomst van de terminal. 

Rond middernacht rollen we ons bed in en zijn er geen verhaaltjes meer nodig om ons in slaap te sussen. Rond 4 uur ’s nachts word ik wakker en denk ik heel even dat ik in Niamey ben, maar het is de naastgelegen moskee hier in Stone Town. We verblijven in de Zanzibar Coffee House, midden in de oude stad. Onze Bourbon suite ligt op de tweede verdieping en is – buiten de krakende bedden – helemaal top. Ruim en ingericht in typische Swahili stijl. ’s Ochtends beklimmen we nog één trap om ons ontbijt te nuttigen op het dakterras, ondertussen een eerste – wakkere – blik op de stad werpend. 

We slenteren een hele dag door Stone Town. Door de nauwe straatjes langs de vele souvenirwinkeltjes, langs de koffiedrinkende mensen op Jaws Corner, door het oude fort, langs de haven, over het strandje om te eindigen op een terras met zicht op de zee. 
’ s Avonds doen we nog een rondje van hetzelfde, onder andere via de foodmarket en natuurlijk ook weer eindigend met zicht op zee, waarin de zon in al haar schakeringen van geel, oranje, goud, rood en paars wegzakt. 

Stone Town is mooi, en er is meer uit te halen dan wij deden. De rijke – maar wrede – geschiedenis boeit me, maar is iets minder kidsproof. Bovendien is het best even schakelen naar de vochtige warmte. Want voor de 30 graden draaien we ons hand niet meer om, maar de luchtvochtigheid van meer dan 80 procent zijn we niet gewend en maakt het een plakkerige bedoening. En dus doen we alles op een rustig tempo. 
Zo komen we ook in de sfeer voor het tweede deel van deze trip; vijf dagen luieren in een tropisch paradijsje aan de kust.

Rond de middag haalt chauffeur Hadji ons op voor vertrek naar het zuiden. We rijden nog lang in een bebouwde omgeving; pas na Tunguu roundabout wordt het landschap groener. De huisjes die we hier zien, zijn simpel. Veelal zelfs verlaten of teruggenomen door de natuur. We rijden kilometerslang onder een groen dak van overgroeiende bomen. Er zijn veel kokospalmen en bananenbomen. Af en toe een baobab en héél veel mangobomen. En mijn all time favourites; de flamboyant tree. Hier ook wel de “Christmas tree” genoemd, omdat ze haar vuurrode kleurenpracht laat zien rond de kerstperiode. 

Met twee slapende kinderen op de achterbank hobbelen we de laatste kilometers door Kizimkazi; een klein vissersdorpje met een bijzonder slecht wegdek. 
Bij aankomst in de “Promised Land Lodge” blijkt dat inderdaad al snel erg veelbelovend. 

Hier loop je altijd met je voeten in het zand. Door een prachtige jungle-tuin langs idyllische huisjes, eindigen we aan de kust, waar we getrakteerd worden op een adembenemend uitzicht op de zee onder ons. De bagage wordt ons achterna gebracht met een kruiwagen. Hier aan de kust zullen we vele uurtjes doorbrengen; aan de bar, in het restaurant en op een van de vele ligbedden, hangbedden, hangmatten en loungehoekjes. “Chilling out is allowed” staat er op een bordje, en ik ken weinig plekken waar dat makkelijker ging dan hier. 

De kinderen vinden het er heerlijk; spelen in het alom aanwezige zand of in de speeltuin, zwemmen in het zwembad of in de zee. En bij laagwater zeewier en schelpen zoeken. Schelpen vind je overigens overal in de lodge terug; op de bar, op tafeltjes, op de rand van het zwembad, op je veranda, op je nachtkastjes, in de badkamer. Elke keer als de eigenaar naar de boot gaat of een wandeling maakt, komt hij terug met schelpen. Nora is al snel grote fan van hem, want ze krijgt steevast een schelpencadeautje met een grote glimlach. 

We genieten van alles en van niets. Het leven is hier heerlijk loom en simpel. Er hangt een beetje een rasta sfeer, ik heb me meermaals afgevraagd of het Bob Marley eiland wel echt Jamaica was, en niet gewoon Zanzibar? Want niet alleen hier in de lodge kom je overal de rastakleuren (rood, geel, groen, zwart) tegen, om nog maar te zwijgen over de muziek; Bob Marley is overal! Hij lacht je toe vanop een sticker op het handschoenenkastje van de taxi. Hij is geschilderd op menig muur. Zijn naam en zijn liedjes zijn onderdeel van het eilandleven. 

Af en toe namen we een taxi om andere oorden te ontdekken; zo gingen we lunchen in “The Rock”, een restaurantje dat gebouwd is op een rots voor de kust. Via de gezellige Nederlandse Nanne, die we tegenkwamen in de lodge, belandden we bij de “buren”, alwaar een groep Masai mannen al zingend en springend een stukje van hun cultuur toonden tegen een achtergrond van de ondergaande zon. 

Als we in het donker terugwandelen naar de Promised Land Lodge is het oppassen geblazen. Want zonder lantaarnpalen of andere verlichting in de verre omgeving is het DONKER! Geen lichtvervuiling hier. In plaats van op de grond te letten, kijken we vooral omhoog naar de prachtige heldere sterrenhemel. Af en toe struikelend over een uitstekende steen, maken we genoeg lawaai om de slang die we hier eerder zagen oversteken te verjagen. Of dat maak ik mezelf in ieder geval wijs. Het is gelukkig donker genoeg om hem niet op te merken, moest hij hier nog ergens rondhangen. 

Hoe chill en loom onze dagen ook zijn hier in ons paradijsje, de tijd vliegt toch voorbij. En dus zitten we al snel wéér in een vliegtuig. Na een nachtje Addis Abeba en een laatste vlucht zijn we terug in Niamey. Net op tijd om het nieuwe jaar in te zetten. En met visite van een vriend uit België. Geen slechte thuiskomer dus!